De term "J'accuse" (‘ik klaag aan’) komt uit een beroemde open brief die de Franse schrijver Émile Zola in 1898 publiceerde in de Franse krant L'Aurore. De brief was gericht aan de Franse president Félix Faure en had als doel de onrechtvaardigheid en antisemitisme aan de kaak te stellen die leidden tot de veroordeling van de Joodse legerofficier Alfred Dreyfus. Zola beschuldigde de Franse autoriteiten ervan dat ze Dreyfus, die ten onrechte beschuldigd was van spionage, hadden veroordeeld vanwege vooroordelen en machtsmisbruik. De brief had een enorme impact en staat sindsdien symbool voor de strijd tegen onrecht en de moed om de waarheid te verdedigen tegen onrechtvaardige krachten in de samenleving.
Beste mensen,
Nederlandse bestuurders hebben al ruim 400 jaar met moslims te maken. Zij bestuurden eeuwenlang de voormalige kolonie Nederlands-Indië, het land met de meeste moslims ter wereld, en hebben de laatste 50 jaar te maken met groepen moslims in Nederland. Inmiddels is ruim 5% van de Nederlanders moslim. Volgens de grondwet en diverse door Nederland ondertekende verdragen zouden zij dezelfde rechten moeten hebben als andere Nederlanders. De praktijk is echter altijd anders geweest. Het is de Nederlandse overheid nooit gelukt moslims als volwaardige bewoners deel te laten nemen aan onze samenleving.
We maken ons ernstig zorgen over de opkomst van extreemrechtse en radicaalrechtse partijen in Nederland en Europa. Deze ontwikkeling heeft in verschillende landen geleid tot een intensivering van islamofobe uitingen en geweld, zoals de recente massale aanvallen op moskeeën en moslims in Engeland. We weten al langer dat een meerderheid van de Nederlandse moslims discriminatie ervaart. Dit blijkt uit verschillende onderzoeken, waaronder het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar ervaren discriminatie (Andriessen et al., 2020).
We hebben er geen enkel vertrouwen in dat het onder het nieuwe kabinet beter zal worden. Dit kabinet, officieel onder leiding van premier Schoof, wordt feitelijk aangestuurd door Geert Wilders, de leider en het enige lid van de Partij voor de Vrijheid (PVV). De PVV, die bij de laatste verkiezingen de grootste partij werd, heeft sinds haar oprichting het inperken van de rechten van moslims als belangrijkste agendapunt. De partij omarmt omvolkingsmythe en heeft vele voorstellen gedaan om moslims ongelijk te behandelen, zoals het sluiten van moskeeën en islamitische scholen, het verbieden van de Koran en de ‘kopvoddentaks’ (een belasting speciaal voor Nederlanders die een hoofddoek dragen). Het beledigen van moslims is in de politiek bijna salonfähig geworden.
Wilders is al jaren onderdeel van een internationaal extreemrechts islamofoob netwerk en heeft inmiddels invloedrijke partners in Europa zoals de Hongaarse premier Orban, de Italiaanse premier Meloni en de Franse Marine le Pen. Verschillende ministers zoals Fleur Agema (PVV), Marjolein Faber (PVV) en Mona Keijzer (BBB) hebben openlijk islamofobe uitspraken gedaan, zonder dat premier Schoof hiervan afstand neemt.
-------------------------
[1] Maar ook bijvoorbeeld uit onderzoek naar moslimdiscriminatie in Utrecht (Butter, Omlo, 2020) en de laatste Monitor Moslimdiscriminatie (Butter, Van Oordt, Van der Valk, 2021).
De nieuwe premier Schoof zelf heeft zich overigens in de loop der jaren schuldig gemaakt aan tal van antimoslimactiviteiten. Als voormalig Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) speelde hij een controversiële rol bijhet versterken van veiligheidsmaatregelen gericht op moslims en activisten in Nederland. Onder zijn leiding werd bijvoorbeeld zonder voldoende juridische grondslag heimelijk onderzoek in moskeeën gedaan (Martijn de Koning, “Dick Schoof: een architect van islamofobie”, juni 2024).
Wij vrezen dat de komst van dit kabinet niet alleen leidt tot een verdere normalisatie van haat tegen moslims, maar dat ook de rechten van andere minderheden, waaronder vluchtelingen, in het geding zullen komen evenals elementaire vrijheden als het recht op demonstratie.
We maken ons ook zorgen over de gevolgen van internationale ontwikkelingen op de situatie voor Nederlandse moslims. Bijvoorbeeld de situatie in Gaza en het optreden van de extreemrechtse Israëlische regering heeft bijgedragen aan een toename van antizionisme, wat vaak, bewust en onbewust, wordt verward met antisemitisme. De solidariteit met Israël ontaardt geregeld in islamofobe uitingen, waarbij (Nederlandse) moslims als een bedreiging voor joodse medeburgers worden neergezet. Hoewel de strijd tegen antisemitisme (jodenhaat) altijd onze steun zal hebben, mag deze nooit ten koste gaan van solidariteit met andere minderheden, in dit geval moslims. De strijd tegen antisemitisme moet geïntensiveerd worden en dat kan niet met een islamofoob beleid: je kunt geen racisme met racisme bestrijden.
Deze brief is een noodkreet aan alle Nederlanders die veel waarde hechten aan artikel 1 van de grondwet. De brief is een onderdeel van een campagne, die in samenwerking met diverse belanghebbenden wordt gevoerd. Het moet leiden tot een breder gedragen ‘J’accuse’ die wordt gepresenteerd na 29 september. Deze tekst is een vervolg op het manifest dat S.P.E.A.K., het CTID, Meld Islamofobie en Izi Solutions in 2022 gezamenlijk hebben opgesteld.
We zullen in deze brief kort toelichten waaruit onze zorgen bestaan en doen enkele aanbevelingen om hier verbetering in te brengen. We doen hierbij niet meer alleen een beroep op de politiek, maar op een breed front van maatschappelijke organisaties en individuen. Op u dus. In dit verband citeren we graag de Duitse theoloog Martin Niemöller.
“Eerst kwamen ze voor de communisten, en ik zei niets—want ik was geen communist. Toen kwamen ze voor de vakbondsleden, en ik zei niets—want ik was geen vakbondslid. Toen kwamen ze voor de Joden, en ik zei niets—want ik was geen Jood. Toen kwamen ze voor mij—en er was niemand meer om voor mij op te komen.”
Over de omvang en impact van islamofobie/moslimhaat of anti-moslimracisme
Eerst iets over de terminologie. Sommige spreken over islamofobie, anderen gebruiken liever andere begrippen als moslimhaat, anti- moslimracisme en moslimdiscriminatie.
In de Vierde monitor moslimdiscriminatie (Butter, Van Oordt, Van der Valk, 2021) worden de begrippen als volgt omschreven: “Bij moslimdiscriminatie is sprake van het anders behandelen, uitsluiten of achterstellen van individuen of groepen op basis van hun (vermeende) islamitische geloof. Moslimdiscriminatie komt voort uit wat wel wordt aangeduid als anti-moslimracisme, moslimhaat of islamofobie: een samenstel van generaliserende ideeën, beelden, symbolen en teksten die systematisch en consistent een negatieve betekenis geven aan ‘moslims’ en/ of ‘de’ islam. Hierdoor worden moslims, maar soms ook niet-moslims die (ten onrechte) als moslim gezien worden, negatief bejegend en/of uitgesloten, vaak mede op basis van uiterlijke kenmerken zoals naam, taalgebruik, fysiek voorkomen en kleding.”
Ruim twee derde van de moslims ervaart discriminatie
Uit het meest recente onderzoek van het SCP naar Ervaren Discriminatie (Andriessen et al., 2020) blijkt dat moslims, meer dan andere groepen in Nederland, discriminatie ervaren. Ruim twee derde, 69% van de Nederlandse moslims gaf tijdens de laatste peiling (2019)_ aan discriminatie te hebben ervaren. Van deze groep twijfelde 14% of het wel om discriminatie ging, 55% twijfelde hier niet over. Ter vergelijking: 32 % van de christenen had discriminatie ervaren (waarvan 11% twijfelde) en 37% van de niet-gelovigen (waarvan 12% twijfelde). Ongeveer twee derde van de Marokkaanse Nederlanders rapporteerde zich gediscrimineerd te voelen op grond van geloof. Van de Turkse Nederlanders gaf ongeveer de helft aan ervaring te hebben met deze vorm van discriminatie.
Institutionele vormen van islamofobie
Discriminatie en racisme vinden op verschillende manieren plaats. Tussen mensen onderling, maar ook door instituties of organisaties. We spreken van institutioneel racisme als processen, het beleid en de (geschreven en ongeschreven) regels van instituten ertoe leiden dat er ongelijkheid is tussen mensen van verschillende afkomst, huidskleur of religie of leiden tot structurele discriminatie op grond van ‘ras’ (College voor de Rechten van de Mens, 2021).
Recente onderzoeken hebben onderstreept dat er bij gemeenten (onderzoek van KIS, 2023) en bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (Omlo et al., 2022) sprake is van institutioneel racisme.
Recente berichten over institutionele uitsluiting van moslims door bijvoorbeeld banken of het gebruik van risicoprofielen door de overheid met indicatoren als donaties aan moskeeën, hebben het beeld bevestigd dat er in Nederland sprake is van institutionele discriminatie van moslims.
Een schrijnend voorbeeld van institutioneel racisme is de door de NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) geïnitieerde spionage in een groot aantal moskeeën. Deze heimelijke activiteiten laten zien dat de overheid een wantrouwende houding aanneemt tegenover moslims, moskeeën en moskeebesturen. Dick Schoof, de huidige premier, was destijds eindverantwoordelijk voor deze spionageactiviteiten.
Ook banken dragen bij aan institutioneel racisme door mensen en organisaties met een Arabische of Noord-Afrikaanse achtergrond vaak ongelijk te behandelen, vaak enkel op basis van hun achternaam. Onder de ‘Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme’ worden mensen met een Arabisch of Noord-Afrikaans klinkende naam bij voorbaat als verdacht beschouwd. Dit leidt tot een dubbele standaard waarbij banken en de overheid zich intensief bemoeien met de financiële transacties van moslims. Zij worden belemmerd in hun mogelijkheden om geld over te maken, zelfs voor humanitaire hulp, zoals de hulp aan Gaza, omdat ze voortdurend worden gecontroleerd en in de gaten gehouden.
Een ander pijnlijk voorbeeld is het Toeslagenschandaal, waarbij mensen met een ‘niet-Nederlandse’ achternaam, waaronder veel moslims en moslimgezinnen ((BJU Tijdschriften, religie recht en beleid 2024), systematisch werden gediscrimineerd door de Belastingdienst. Dit leidde tot onrechtvaardige behandelingen en verwoestende gevolgen voor duizenden gezinnen. Ondanks dat er jaren zijn verstreken sinds de onthulling van dit schandaal, zijn veel slachtoffers nog steeds niet gecompenseerd, en uit huis geplaatste kinderen zijn vaak nog niet herenigd met hun ouders.
Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) waarschuwt in een uitgebreid artikel op hun website voor de gevaren van institutionele discriminatie van moslims. Het CRM stelt: “De omvangrijke, structurele discriminatie die moslims ervaren op basis van meerdere gronden, en die zich manifesteert op vele maatschappelijke terreinen en bij de overheid, wijst erop dat discriminatie van moslims ook een institutioneel probleem is. Dit probleem draagt bij aan ongelijkheid tussen groepen en leidt tot maatschappelijke achterstand voor moslims.”
Alledaagse vormen van islamofobie
Alledaags racisme verwijst naar bewuste en onbewuste racistische uitingen die mensen ervaren in de dagelijkse omgang, vaak buiten hun eigen groep. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting op de arbeidsmarkt, binnen het onderwijs, op straat en in de media.
Arbeidsmarkt
Uit recente onderzoeken blijkt echter dat moslims op de arbeidsmarkt structureel te maken hebben met discriminatie. Zo had driekwart van de respondenten van de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie te maken met discriminatie tijdens sollicitaties. Deze discriminatie kwam vooral voort uit religieuze kenmerken zoals het dragen van een hoofddoek of een baard, en manifesteerde zich vaak in stigmatiserende vragen over man/vrouw verhoudingen, terrorisme, en loyaliteit aan Nederland (Butter et al., 2021).
Praktijktesten hebben herhaaldelijk aangetoond dat moslimsollicitanten ongelijk worden behandeld op basis van hun religie. Deze tests, waarbij vergelijkbare kandidaten met verschillende religieuze achtergronden solliciteren, laten zien dat moslimsollicitanten significant minder kans hebben op een uitnodiging voor een gesprek (Di Satio et al., 2019).
Moslims ervaren ook op de werkvloer structurele discriminatie. Dit varieert van het niet verlengen van contracten en het mislopen van promoties tot expliciete en impliciete discriminerende opmerkingen en uitsluiting.
Onderwijs
De discussie over discriminatie in het onderwijs richt zich meestal op thema’s zoals onderadvisering, stereotypering in lesmateriaal, moeilijk bespreekbare onderwerpen, en stagediscriminatie. Op deze specifieke gebieden is echter relatief weinig onderzoek gedaan naar discriminatie van moslims, wat opmerkelijk is. Uit grootschalig onderzoek van het SCP (Andriessen et al, 2020) naar ervaren discriminatie bleek namelijk dat bijna de helft van de moslimrespondenten discriminatie in het onderwijs ervoer (45% zonder twijfel, 55% inclusief twijfel). In de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie gaf 28% van de respondenten aan discriminatie in het onderwijs te hebben ervaren. In een onderzoek naar moslimdiscriminatie in Utrecht was dit 24% van de 550 respondenten (Omlo & Butter, 2020).
Moslimstudenten en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond ervaren grote moeilijkheden bij het vinden van stages. Onderzoek toont aan dat deze studenten vaker moeten solliciteren voor een stage en vaker worden afgewezen, vooral wanneer zij hun religieuze affiliatie kenbaar maken (Andriessen et al., 2021; Bles & Meng, 2018). Het vermijden van bepaalde bedrijven door deze studenten uit angst voor discriminatie, en het gebrek aan effectieve maatregelen tegen discriminatie door onderwijsinstellingen, vergroot deze ongelijkheid (Klooster et al., 2019; Klooster & Meng, 2020).
Uit eerder onderzoek bleek dat een groot aantal docenten getuige is geweest van grievende opmerkingen en soms zelfs fysiek geweld tegen moslims. Deze discriminatie komt voort uit negatieve beeldvorming in de media, uitlatingen van publieke figuren en angst voor terrorisme (Bouma & De Ruig, 2015). Daarnaast is uit diverse meldingen bekend dat ook het onderwijzend personeel zelf geregeld islamitische leerlingen discrimineert.
Islamitische scholen en informele islamitische onderwijsinitiatieven worden regelmatig geconfronteerd met ongelijke behandeling door onderwijsinspecties en beleidsmakers. Recent beleid lijkt onevenredig gericht te zijn op islamitisch onderwijs, wat leidt tot stigmatisering van de moslimgemeenschap.
Tot slot blijkt uit onderzoek dat leerlingen met een migratieachtergrond, waaronder veel moslims, structureel te maken krijgen met onderadvisering, wat betekent dat zij vaak een lager schooladvies krijgen dan hun prestaties rechtvaardigen (KIS, 2023).
Publieke ruimte, internet en hate speech
Uit onderzoek blijkt dat een groot aantal moslims in Nederland te maken krijgt met discriminatie in de publieke ruimte. Het SCP laat zien dat 40% van de moslims discriminatie in de openbare ruimte heeft ervaren, inclusief in woonwijken en sportomgevingen (Andriessen et al., 2020). In de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie gaf bijna 50% van de respondenten aan discriminatie in de openbare ruimte te hebben meegemaakt, waarbij 31% discriminatie meldde in het openbaar vervoer en 30% in winkels (Butter, Van Oordt & Van der Valk, 2021). Vooral vrouwen die een hoofddoek dragen, zijn vaak het doelwit van verbale aanvallen en fysiek geweld. Dit maakt de openbare ruimte voor hen erg onveilig. Omdat er in veel gevallen geen bewijs of geen getuigen zijn, is het moeilijk om hiervan aangifte te doen.
Het internet, als onderdeel van de publieke ruimte speelt een belangrijke rol in het verspreiden van islamofobie en hate speech. Online platforms zijn een broedplaats geworden voor beledigingen, bedreigingen, en haatcampagnes. Volgens onderzoek ervaart 51% van de moslims in Utrecht en 40% van de moslims in de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie online discriminatie op basis van hun islamitische geloof (Omlo & Butter, 2020; Butter et al., 2021).
Media
Bij alle vormen van racisme en discriminatie spelen vooroordelen en beeldvorming een belangrijke rol. Uit onderzoek naar triggerfactoren van moslimdiscriminatie blijkt dat de media een belangrijks rol spelen bij de beeldvorming van moslims (Van Wonderen & Kapel, 2017). De afgelopen dertig jaar zijn er inmiddels vele onderzoeken die hebben aangetoond dat moslims in Nederland vaak negatief en stereotiep worden weergegeven in de media. Er is daarbij sprake terugkerende frames: er wordt kunstmatig een wij-zij tegenstelling gecreëerd, waarbij moslims worden afgeschilderd als een uniforme groep, die een bedreiging (5e colonne) vormt voor ‘onze’ samenleving. Uit onderzoek naar de beeldvorming van moslima’s in kranten bleek dat ze bijna altijd buitenshuis (vaak winkelend) en grotendeels passief worden afgebeeld (Yüksel, Butter, 2020). Ze zijn zelden zichtbaar als burgers die actief bijdragen aan de samenleving, maar ook niet in hun eigen sociale omgeving, bijvoorbeeld als een moeder die haar kind helpt met huiswerk.
Moslims krijgen op grond van dergelijke beeldvorming op school, op de arbeidsmarkt, in de publieke ruimte etc. vaak te maken subtiele en minder subtiele vormen van uitsluiting. Ze worden gevraagd hoe ze zich verhouden tot ‘onze’ liberale‘ samenleving (gelijkheid man/vrouw, lhbti-rechten), en worden gevraagd afstand te nemen’ van terreur, van regeringsleiders in landen van herkomst of van bijvoorbeeld Hamas.
Vrouwen
Specifieke aandacht verdienen vrouwen met een hoofddoek die regelmatig doelwit zijn van discriminatie. Uit de eerste rapportage van het in 2015 opgerichte Meld Islamofobie bleek dat vooral moslima’s in Nederland vaak te maken hebben met islamofoob geweld, vooral als zij een hoofddoek dragen; in 91% van de gevallen van islamofobe incidenten waren zij het doelwit, en bijna 30% van deze vrouwen had ook te maken met fysiek geweld zoals bespuwingen en mishandeling.
Uit recent onderzoek naar discriminatie van moslima’s door de Radboud Universiteit (2024) bleek dat discriminatie op de arbeidsmarkt voor veel moslima’s een dagelijkse realiteit is. Van de vrouwen die een hoofddoek dragen, ontvangt meer dan de helft tijdens sollicitaties 2 tot 7 keer minder positieve reacties dan vrouwen zonder migratieachtergrond. Discriminatie komt ook voor op de werkvloer, waar moslima’s vaak te maken krijgen met subtiele en soms expliciete vormen van uitsluiting. Organisaties reageren vaak inadequaat op deze situaties, wat ertoe leidt dat moslima’s zich ongehoord voelen en geen melding maken van de discriminatie.
Oproep:
Wij, ondertekenaars van deze brief, maatschappelijke organisaties en particulieren, roepen alle democratische Nederlanders, organisaties, scholen, bedrijven etc. op om:
Artikel 1 van de grondwet te respecteren:
Wij roepen ieder op om het belang van artikel 1 van de grondwet te waarborgen en ervoor te zorgen dat de principes van gelijke rechten voor alle Nederlanders, ongeacht sekse, huidskleur, seksuele gerichtheid, herkomst en geloof, uitgangspunt zijn bij het inrichten van onze samenleving.
Actief stelling nemen tegen (institutionele) vormen van islamofobie
Uit het voorgaande komt de gemeenschappelijke verplichting voor stelling te nemen tegen alle vormen van institutionele en alledaagse vormen van islamofobie. Bijzondere aandacht vragen we voor discriminatie van moslima’s.
Actief stelling te nemen tegen haatzaaien tegen moslims:
Wij roepen iedereen op om krachtig stelling te nemen tegen haatzaaien, racisme, discriminatie, en uitsluiting in het publieke debat, op sociale media, en in de gevestigde media. Bewustwording en educatie binnen de samenleving zijn hierbij cruciaal.
Een inclusieve publieke discussie te bevorderen:
Wij roepen op om de publieke discussie te richten op een genuanceerd en evenwichtig beeld van de islam en moslims. Dit houdt in dat negatieve generalisaties worden vermeden en er geen hiërarchisch onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende geloofsuitingen.
Fysiek geweld en haatmisdrijven te bestrijden:
Wij roepen op zoveel mogelijk te ondernemen tegen fysieke agressie en het aanzetten tot haat en discriminatie tegen moslims, hun instituties en faciliteiten.
De veiligheid van islamitische burgers te waarborgen:
Wij roepen op om gemeentelijke overheden te stimuleren om de veiligheid van islamitische burgers en gebouwen te waarborgen. Dit omvat de bescherming van moskeeën en andere islamitische instellingen.
Verbinding en dialoog te bevorderen:
Wij roepen op tot het organiseren van bijeenkomsten en activiteiten waar moslims en niet-moslims elkaar ontmoeten en in dialoog treden, met als doel empathie en wederzijds begrip te bevorderen.
Mensenrechten te ondersteunen en te waarborgen:
Wij roepen op om de overheid aan te spreken op de noodzaak mensenrechten en internationale verdragen consequent te respecteren.
Islamofobie formeel te erkennen:
Wij roepen op druk uit te oefenen op de overheid om islamofobie formeel te erkennen als een vorm van structureel racisme. Deze erkenning is essentieel voor een effectieve aanpak en om het bewustzijn over dit probleem te vergroten.
Een adequate juridische aanpak van islamofobie te waarborgen:
Wij roepen op om bij de politie en het Openbaar Ministerie aan te dringen op een snelle en adequate juridische aanpak van islamofobe incidenten
Onderzoek naar islamofobie te stimuleren:
Wij roepen op om aan te dringen op meer en beter onderzoek naar de omvang en aard van islamofobie, zodat beleid en maatregelen op feiten kunnen worden gebaseerd.
Arbeidsmarkt
Eerlijke sollicitatieprocedures te bevorderen:
Wij roepen op om werkgevers en wervingsbureaus aan te moedigen om sollicitatieprocedures eerlijk en vrij van vooroordelen te maken. Dit vereist het bevorderen van objectieve selectiecriteria en het aanbieden van training aan recruiters om vooroordelen te herkennen en te voorkomen.
Een inclusieve werkomgeving te creëren:
Wij roepen op om bedrijven aan te moedigen om een inclusieve en respectvolle werkomgeving te creëren waarin religieuze diversiteit wordt gewaardeerd. Dit omvat het bevorderen van een cultuur waarin discriminerende opmerkingen en gedrag niet worden getolereerd.
Onderwijs
Moslimdiscriminatie in het onderwijs te bestrijden:
Wij roepen op om scholen en onderwijsinstellingen te stimuleren om een veilige omgeving te creëren waarin moslimleerlingen zich gerespecteerd en gewaardeerd voelen. Dit vereist intensieve voorlichting, training van docenten en duidelijke protocollen voor het aanpakken van discriminatie.
Gelijke kansen voor moslimstudenten op de arbeidsmarkt te bevorderen:
Wij roepen op om te pleiten voor gelijke kansen voor moslimstudenten op de arbeidsmarkt. Dit omvat het bestrijden van stagediscriminatie en het ondersteunen van bedrijven in het ontwikkelen van een inclusieve cultuur.
Eerlijke behandeling van islamitische onderwijsinstellingen te waarborgen:
Wij roepen op om te pleiten voor eerlijke en gelijke behandeling van islamitische onderwijsinstellingen door de overheid. Transparantie en consistentie in de toepassing van onderwijsregels zijn cruciaal om stigmatisering te voorkomen.
Publieke ruimte, internet en hate speech
Actief stelling te nemen tegen hate speech:
Wij roepen op om krachtig stelling te nemen tegen hate speech in de publieke ruimte en online. Dit omvat het bevorderen van bewustwording en het ondersteunen van slachtoffers bij het melden van incidenten.
Ondersteuning te bieden bij het melden van discriminatie:
Wij roepen op om slachtoffers van islamofobie te ondersteunen en hen aan te moedigen om meldingen te maken van discriminatie in de publieke ruimte en online. Er moet worden gepleit voor toegankelijke meldingssystemen.
Mediaplatforms verantwoordelijk te houden:
Wij roepen op om druk uit te oefenen op online mediaplatforms om hun verantwoordelijkheid te nemen bij het tegengaan van hate speech en de bescherming van gebruikers tegen islamofobe uitingen.
Bewustwording en educatie te vergroten:
Wij roepen op om de mediawijsheid en bewustwording binnen de samenleving te vergroten om de impact van framing en stereotypering te verminderen. Educatieve programma’s moeten gericht zijn op het tegengaan van vooroordelen.
Media
Kritisch te reflecteren op framing:
Wij roepen op om mediabedrijven kritisch te laten reflecteren op de frames die zij gebruiken bij de berichtgeving over moslims. Er moet worden gestreefd naar meer diversiteit en nuance in de representatie van moslims.
Bewustwording in de film- en televisiewereld te vergroten:
Wij roepen op om de film- en televisiewereld te stimuleren om stereotiepe representaties van moslims te doorbreken. Er moeten genuanceerde verhalen worden verteld, en er is behoefte aan bewustwording binnen de media-industrie om deze verandering te bewerkstelligen.